Dag 14 Houraing - Wasmes

14 januari 1998 - Houraing, België

DAG14

Woensdag  14 Januari 1998                      Houraing - Wasmes   25 Km    Totaal  406 Km

Met volle bepakking.Wakker worden in een rol tapijt, is toch niet mijn dagelijkse bezigheid. Onder aan de trap kom ik Dominique tegen. Hij nodigt mij uit om samen met zijn gezin te ontbijten. Een stuk zelfgebakken brood en een bak yoghurt van een halve liter is mijn ontbijt. Rond 9.00u verlaat ik deze Belgische stee. De route gaat vandaag weer Zuid-Zuidwest richting Grand-Metz. In deze stad bevindt zich een straat die genoemd is naar de heilige Jacob (rue de Saint Jacques). Helaas mis ik hem omdat ik weer wat loop te dwalen. Ik heb ook niet veel zin om er lang naar te zoeken.

 

Vroeg in de middag nader ik het dorp Wasmes, het bestaat uit verschillende buurtschappen. In het dorp vraag ik aan een jongen op een crossfiets of hij weet of er hier een pastoor of een dominee woont. Helaas dit dorp kent geen dominee of pastoor. Wel weet de jongen te vertellen dat er aan de rand van het dorp een kasteel staat waar mensen wonen een soort Plattelands commune. Volgens de jongen is het makkelijk te vinden, hij zegt; “Je gaat bij de grootste eik uit de omgeving rechts af. Na 500 m zie je vanzelf het kasteeltje liggen.

Ik realiseer me heel goed dat het steeds moeilijker wordt om met mijn gebrekkig Frans me goed verstaanbaar te maken.

Het kan inderdaad niet missen, een machtige eik staat trots van zich af te kijken. Er staat een hek omheen en een bankje nodigt uit om even te verpozen. Water uit mijn veldfles is het enige wat ik nog te nuttigen heb. Echt verpozen komt er dus niet van. Ik heb wel eens horen vertellen dat zo’n volwassen eik op een zomerse dag 2000 liter water per dag kan assimileren.

Daar kom ik aan met mijn veldfles van 0,5 liter.

De oprijlaan, het kasteeltje en de tuin eromheen zien er verwaarloosd uit. Op het binnenplein staan enkele auto's, ook al in slechte staat. Op het binnenplein zijn een aantal deuren met stenen trappen ervoor.  Bij enkele van deze deuren klop ik aan, echter zonder resultaat. Er is gewoon niemand thuis. Ik zal mijn geluk elders moeten beproeven.

Na 10 min sta ik op een kruising van verschillende wegen. Aan de rechterkant is een geheel ommuurde oude hoeve. Wanneer ik op mijn kaart sta te kijken welke richting ik op moet, nadert mij een jonge vrouw op de fiets.

Zij stopt naast me, groet, en verdwijnt door een klein deurtje in de grote poortdeur  van de oude hoeve.

Het begint weer te regenen en ik besluit om mijn regencape aan te trekken. Tijdens het aantrekken van mijn cape voel ik dat er iemand naar me kijkt. De deur van de hoeve staat open en ik zie dat de jonge vrouw naar me staat te kijken. In het Frans begint ze tegen me te praten. Ik kan haar niet volgen en vraag of ze ook Nederland of Engels spreekt. In gebrekkig Nederlands vraagt ze waar ik heen moet. Als grap zeg ik; “Naar Parijs !!” Ze lacht, loopt op me af en zegt, “dat red je niet voor het donker.” Dan vertel ik haar dat ik onderdak zoek voor vannacht.

Wacht maar even. Ik zal aan mijn moeder vragen of je bij ons kan slapen. Als ze terugkomt zegt ze. “Mijn moeder wil je eerst zien.” Haar moeder is duidelijk haar moeder. Rond en goed lachs. Ze spreekt bijna geen woord Nederlands, maar met mijn Frans, Engels en Nederlands door elkaar kan ik toch uitleggen wat me hier brengt.

De jonge vrouw die me van de straat gehaald heeft, is de oudste dochter van de familie. Er is nog een jongen en twee meisjes. Er is nog een jongetje in huis, een neefje die tijdelijk bij hun in huis woont. “Als mijn man thuiskomt gaan we eten, dat is om zeven uur. Wil je nu alvast wat eten?” Vraagt moeder. Ik heb flinke trek dus ik knik “Wie madam.” Tijdens het nuttigen van een soort pannenkoek, vragen de kinderen honderduit. Ik vertel en vertel en de kinderen zijn één en al oor. Na vijf koppen koffie en een uur praten, vraag ik waar ik kan slapen. Ze wijzen mij de opkamer en vertellen dat ik vannacht op een luchtbed kan slapen. De opkamer ligt vol met kleding. Het is er gewoon een gezellige bende. De keuken waar ik net zat te eten, was ook al zo’n bende. Echt smerig is het hier. Het is hier van; “Leef maar aan.”

Ik ben nu even alleen en probeer me op mijzelf te concentreren. Het is hier best goed, maar ik voel me nog niet geheel op mijn gemak.

Rond kijkend in de kamer dwalen mijn gedachten af naar de gesprekken met pastoor Luc. Al waren ze kort, ze hebben me wel aan het denken gezet. Zeker wat betreft zoals hij dat noemde; ”De eenvoud van de mensen.”

Ja die eenvoud van de mensen, is dat nu goed of slecht. “Dit is geen goede vraagstelling” mijmer ik tegen mijzelf.

Zelf heb ik het jammer genoeg nog niet meegemaakt om een stel kinderen tot hun volwassenheid in huis te hebben en te begeleiden naar volwassenheid. Als ik me dat even voorstel, hoe zou dan ons huis er uitzien? Ook een huishouden van Jan Steen, of alles netjes en tot in de puntjes geregeld? Maar zoals de mensen hier leven, is dat nu eenvoud of juist niet.

“Eenvoud zit van binnen en niet van buiten.”

Wat pastoor Luc bedoelde is het niet alleen de levenswijze wat de mens eenvoudig maakt van belang, maar meer het geestelijk leven. Wel zijn er directe verbanden te leggen, tussen iemands levenswijze en geestelijke balans.

Toen ik in 1980 na een ernstig auto ongeluk herstellende was, werd ik nogal eens geplaagd door dit soort vragen. Het was een ongeluk met dodelijk afloop. Mijn leven ging verder en dat van de ander stopte, waarom? Het was voor mij een slecht voorjaar dat voorjaar in 1980.

Het was voor mij een aanleiding om serieus na te denken over die balans. Gedachten en vragen over het leven probeer ik dan in stukjes op te delen om de grote lijnen van de vraag vast te houden. Voor mij geldt dan vaak, dat ik na een periode van denken en bezinnen ook een houvast wil hebben. Een houvast in de vorm van een gedicht of verhaal.

Wanneer ik dat later dan terug lees, voel en ervaar ik die periode weer. In de herstelperiode van dat ongeluk heb ik dan ook veel op papier vast gelegd. Zeker over de balans van mijn levenswijze. Ik vertel over 1980,

De oude kater,

Het was op een zondag morgen dat de oude kater een bijeenkomst belegd had. De plaats, achter  het theehuisje was favoriet bij de buurtkatten. Het was er stil en honden kwamen daar zelden of nooit.  

De oude kater had al de buurtkatten bijeen geroepen, omdat hij voor de laatste keer zijn vrienden wilde toespreken. Zijn gezondheid was nog goed, maar zijn leeftijd was hoog. Toen iedereen aanwezig was, sprong de oude kater op de vensterbank van het theehuisje.

Het was muisstil, iedereen zag dat de oude kater diep over iets nadacht. Na een paar minuten stilte begon hij te spreken. Het luisteren naar zijn stem alleen, was voor velen al een schokkende gebeurtenis. Zijn stem was rustig, vol charisma en doordringend.  “ Wie van jullie kan mij antwoord geven op de volgende vraag?”

“ Wanneer houdt ons kattenleven op te bestaan?”

Een jonge en snelle kater riep. “Als een auto je plat rijdt.”

“Dat is één,” zei de oude kater.

“Als je vergiftigd wordt door een vogelliefhebber”  zei een grote lapjeskat.

“Dat is twee,” zei de oude kater.

Een veel te dikke kater riep. “Als je niet uit de narcose komt bij een castratie.”

“Dat is drie,” zei de oude kater.

“Wanneer je door de boswachter als een wilde kat wordt aangezien.” Sprak een grauwe kat.

“Dat is vier,” zei de oude kater.

De slimste van het stel riep. “Als een Chinees nasi van je maakt.”

“Dat is vijf,” zei de oude kater.

“Als je wordt doodgegooid, omdat je niet gewenst bent” lispelde een klein poesje. 

“Dat is zes,” zei de oude kater.

Toen werd het stil, iedereen wachtte op het antwoord van de oude kater.

Hij sprak met zachte stem. “Ons kattenleven houdt op te bestaan op de zevende dag. Dat is niet de dag van ons katten of van de mensen.” “Het is de dag van de natuur zelf.”

Opslag viel hij dood uit de vensterbank. “God hebben zijn ziel” sprak de kleinste. 

Dit korte verhaaltje leert me weer een les over de situatie van vandaag. Ik moet dit onderkomen en de mensen waarderen om wie ze zijn en hoe ze leven. Hoe eenvoudig dan ook.

In mijn leven ben ik toch wel heel vaak geconfronteerd met dingen die ik moest accepteren. Bij mij gaat dat niet altijd even gemakkelijk.

Veel mensen hebben zich aan mij opgetrokken, in mij een mogelijkheid gezien om verder te komen met hun leven. Vaak was ik zelf bewust de motor daarachter, maar ook werd ik er voor gebruikt zonder dat ik het wist. Het is fijn om te zien dat het leven van de mensen die me dierbaar zijn meer diepgang en liefde krijgt.

De schok was des te groter dat ik ontdekte hoe kwetsbaar ik was en hoeveel pijn ik werd gedaan door mijn dierbaren.

Kwetsbaar ben ik nog steeds. Kwetsbaar, wanneer mensen mij niet begrijpen en daarom mij veroordelen. Veroordelen omdat ik leef, zoals ik leef. Om wie ik ben.

Tijdens dit terugdenken en terugvoelen sta ik mijn rugzak uit te pakken. Mijn aandacht gaat weer terug naar het hier en nu.

Ik begin eerst met het schoonmaken van mijn uitrusting en het wassen van mijn kleren. Nu ik de rugzak uitgepakt heb valt mijn oog op het kleine tasje. In dit tasje zaten honderd kleine cadeautjes. Het cadeautje is een klein papieren zakje, met daarin bloemenzaad. Voorop het zakje is een aquarel geplakt. Een goede vriendin van ons heeft deze kleinoden gemaakt. Zij kan zo mooi schilderen, je zou de bloemen zo van het zakje plukken. 

Voor ieder adres waar ik overnacht heb ik zo’n zakje bloemenzaad bij me. De mensen aan wie ik het al gegeven heb zijn er heel blij mee. Met zo’n klein zakje bloemenzaad loop ik naar de kamer en geef dit aan de moeder des huize. 

Volgens mij begrijpt ze eerst niet goed wat het is, maar met behulp van haar oudste dochter kan ik het haar uitleggen. Zij bedankt me en zet het zakje op de schoorsteen.

Volgens de kinderen spreekt hun vader goed Nederlands, hij werkt op een handelskantoor. Met een beetje geluk kan ik dan vanavond nog een goed gesprek met ze hebben.

Terug in de opkamer bel ik met mijn zus Anneliese en met mijn zus Toos. We wisselen informatie uit over de rest van de familie. Mijn jongste zus Anneliese maakt een wonderlijke opmerking.  Ze zegt. ”Bel Mama ook even dat zal ze leuk vinden.” Mijn antwoord is; “Ja dat doe ik.” Met een lach en een traan hang ik op. Die lieve zus van mij, ze moest eens weten hoe veel ik van haar hou, hoe dierbaar ze me is.

De grote bibliotheek van het leven waar ik ook een boek in heb reikt mij een briefje aan wat uit mijn eigen verleden komt. Het is een briefje wat ik ooit eens naar mijn moeder geschreven heb toen ze al overleden was.

Lieve, lieve Mama,

Het verleden kan ik in mijzelf niet uitwissen.

Ik kan het wel ombouwen, zuiveren en opnieuw ordenen.

Zeker als het onheil dreigt te gaan stichten.

Wanneer je iets voor mij wilt doen,

of wanneer je bezorgd om mij bent,

denk dan aan jezelf.

Pas wanneer je jezelf lief hebt, doe je iets voor mij.

Als jij je ongelukkig voelt, voel ik dat ook.

Heb je er wel eens over nagedacht,

waarom ik zo vaak afstand van je nam ?

Ik wilde niet met je strijden.

Alleen van je houden zonder woorden, meer niet.

Laat mij mijn eigen herinneringen aan jou beleven.

De pijnen zullen genezen in de tijd.

Jij was mijn jeugd, mijn vreugde en pijn.

Wees gelukkig waar je ook bent.

Eens zal ik weer van je houden, als ik klein ben.

Liefs Gerard, je zonnetje                                                                                                                 

Rustig en weer vol vertrouwen, ga ik door met het schoonmaken en opruimen van mijn uitrusting. De maaltijd die ik met de familie Cachoir gebruik smaakt me goed. Een goed gesprek blijft uit, maar er is wel veel nieuwsgierigheid naar het hoe en waarom van mijn tocht.

Na de maaltijd word ik rondgeleid door de oude stallen. De dieren die ze daar hebben, zoals paarden, geiten en wat koeien worden niet productief gebruikt. Het zijn voor hun huisdieren, en zo behandelen ze de dieren ook. De leukste is natuurlijk de ezel. Hij staat daar vrolijk van zich af te kijken. Ik zie dat hij met één voorpoot aan een touw staat. Nou zegt moeder het is een loeder, die je als je even niet oplet in je billen bijt.

De rondleiding eindigt in het oudste gedeelte van de hoeve. We betreden een grote bijna donkere ruimte. Het neefje van de familie knipt een klein lichtje aan.

Nu kan ik vaag zien wat het is. Het is een hooischuur met in een hoek nog een paar honderd balen hooi. Er staan wat oude karren en auto’s, de rest is leeg. Nou ja leeg ! Het is ongelofelijk, maar er vliegen hier zoals ze zeggen meer dan 500 duiven dagelijks in en uit. Nu is het er stil omdat het donker is.

Moeder is vast besloten om mij nog een spektakel te laten zien en knipt een stel TL. balken aan. Het is gelijk gedaan met de stilte. Werkelijk honderden duiven worden wakker en beginnen onrustig met hun vleugels te klapperen. Tientallen beginnen te vliegen en te koeren. De duiven zijn overal, ik sta ineens midden in de film “The Birds”, van Alfred Hitchock. De lichten worden gedoofd en het wordt weer stil. Een enkele duif blijft als protest nog even door koeren.

Ontsnapt aan de duivenpoep, zijn we even later weer in de keuken. Er is koffie en enige onenigheid met de oudste dochter. Zij wil graag uit, maar wordt door haar ouders duidelijk aan banden gelegd. Uiteindelijk wordt er een akkoord gesloten en mag ze weg. Ik kan het niet allemaal volgen, maar begrijp wel dat ze om elf uur thuis moet zijn. Ze stampt de kamer uit, het trapje op de opkamer in.

De vader kijkt me aan en zegt, “Als we haar niet kort houden, gaat  ze iedere avond uit.” Ik zeg; “Het is een volwassen vrouw, kun je dat dan nog wel afdwingen?” “Hoezo volwassen, ze is net een paar weken 17 jaar, ik ben gewoon zuinig op mijn dochter. Dacht je dat ze ouder was ? “Ja” zeg ik,” Ik dacht dat ze rond de 22 zou zijn.” “Niet dus”, zegt haar vader. Zelf denkt ze ook steeds dat ze volwassen is. Ze is zich nu aan het omkleden en opmaken. Let maar op hoe ze zich straks gedraagt”.     

Maar, denk ik bij mijzelf. Hoe zit dat nou met dat ze de opkamer in liep? Heb ik daar iets over het hoofd gezien, is dat tevens haar kamer, of kleed ze zich daar alleen maar om? Ach laat ook maar, dat zie ik straks wel.

De dochter stapt de kamer weer binnen. De vader zegt lachend; “Zo opgemaakt en klaar voor de kerels?” Er worden wat kwade blikken uitgewisseld. De dochter pakt een snee brood uit de kast gooit er een te grote plak kaas op, bijt het uitstekende kaas gedeelte eraf en stopt het brood in haar tasje. Als ze in de gaten heeft dat ik naar haar kijk en een beetje lach om haar gedragingen zegt ze; “Voor onderweg in de bus, ik krijg anders halverwege de avond zo’n honger.” Ik lach een beetje en zeg; “Het is nog altijd beter dan een vette friet onderweg.” Moeder stopt haar nog wat geld toe, geeft een tikje tegen haar kont en zegt iets in het Frans, wat ik niet kan verstaan. Ze groet en beent de deur uit.

Na een gesprek over politiek, werk, en voetbal beginnen mijn luiken te klapperen. Een douche in een soort lavet doet me goed en ik begeef me naar de opkamer om te slapen.

Ik heb de keus tussen het luchtbed en de bank. Ik kies voor de bank. Het is inmiddels 22.30u

Nog even de avond overdenkend herinnering ik me dat de oudste dochter de opkamer inging om zich om te kleden. Niets wijst er op dat het hier een meisjeskamer is. Voor mijn idee slaap ik hier gewoon in een rommel of strijkkamer. Ik laat het er maar bij en val in slaap.

Een klap van een dichtslaande deur haalt me daar weer uit. In de keuken hoor ik iemand lopen. Ik hoor dat iemand de tafel aan het dekken is. Na enige tijd is het stil.

De deur van de opkamer gaat open en mijn ogen ook. In de deur opening staat dochter lief. Het is duidelijk dat ze een beetje te veel drank op heeft. Ze knipt het licht aan en ziet dat ik wakker ben. “Sorry” zegt ze, “Ik was vergeten dat jij hier was, maar ik moet wel even hier doorheen naar mijn kamer.” Met het licht aan loopt ze wiebelend op haar hakjes langs me heen naar de hoek van de kamer. Daar trekt ze aan een koord wat uit het plafond hangt. Een vlizotrap komt naar beneden. Zij loopt weer naar de deur, knipt het licht uit, loopt langs me heen en zegt; “Welterusten.”

Op uitnodiging van mijn vermoeidheid komt de slaap me van mijn denken verlossen.

En mijn laatste denken was; “De deur naar het goede gaat moeilijk open” SSSTT