Dag 18 Bonavis - Epehy

18 januari 1998 - Banteux, Frankrijk

DAG 18

Zondag  18 Januari 1998  

Bonavis – Epehy    16Km          Totaal 502Km

De PelgrimDe regendruppels springen centimeters omhoog van de vensterbank. Dit gekletter maakt ons wakker. Verliefd op het leven en op Coralie begroet ik ze beide.

Wanneer we na een goed ontbijt buiten komen is de regen al voor ons uit richting Epehy. Het begin van de dag blijft dan ook redelijk droog. Pieter loopt het eerste gedeelte met me mee. Wanneer we besluiten om ergens wat te gaan eten treffen we de regen die komt kijken waar  we blijven, genadeloos worden we nog even ondergedompeld in een stortbui. Bij een klein dorpje verscholen tussen wat heuvelachtige landerijen staan Toos en Coralie ons op te wachten. We wandelen het dorpje binnen, waar we wat gaan eten.

Het is een café waar je nog net een tosti kunt krijgen. De toilet is buitenom in een stal. Regenwater spoelt onder de deur door, het kan erger denk ik.

Nog wat snoepgoed voor onderweg en we gaan weer, op naar Epehy. Waarom naar Epehy, ik heb geen idee, maar het licht goed op de route.   

Coralie is nu bij me en dat is gezellig. We praten over onze relatie en over waar we staan in het leven. We vertellen elkaar verhalen over onze jeugd. We lachen en zijn serieus tegelijk. De regen laat ons niet met rust en dikwijls moeten we onze gesprekken staken. We lopen dan achter elkaar om de wind en de regen te trotseren.

Dit heuvelachtige landschap met hier en daar een boom geeft inspiratie tot een gedicht. Zoals eerder op mijn tocht kan ik wegens het slechte weer niets opschrijven. Soms kunnen poëtische woorden bij mij naar boven bubbelen als water uit een bron. Ook nu gebeurd dat weer. Mijn humeur stijgt en het gevoel van de overwinning zit weer in mijn lijf. De woorden voor een gedicht sla ik op tot vanavond.

Het eerste wat we zien van het dorpje Epehy is het spitse kerktorentje wat net boven een heuvel uitsteekt. Vanaf dit punt is het nog een uurtje lopen en wie weet slaap ik vannacht wel onder dat torentje.

Epehy is stil en verlaten wanneer we de hoofdstraat binnenlopen. Het is beslist geen schilderachtig dorpje. Aan het eind van de brede hoofdstraat staat het kerkje.

De pastorie naast de kerk is slecht onderhouden. Helaas is er niemand thuis en moet ik verder op zoek. Het is een rare vertoning, Coralie, Toos en Pieter in de auto stapvoets achter mij aan.

Aan dezelfde kant van de weg tweehonderd meter terug is een bejaardentehuis. Een uitgesleten stenen trap en een sterk verwaarloosd gebouw laten de armoede van het dorp zien.

Binnen bij de receptie is niemand. Een paar demente bejaarden begroeten me  en vertellen me dat ik zuster Presco moet hebben. Deze zuster is ergens! Ik loop het gebouw door en vraag hier en daar naar zuster Presco. Wanneer ik boven kom zie ik dat er grondig gerenoveerd word en daar bevind zich ook zuster Presco. Tijdens mijn zoektocht door het gebouw had ik mezelf al een beeld gevormd van deze zuster. In mijn gedachte had ik haar zestig geschat, dik en streng. Zuster Presco die het hoofd van dit tehuis blijkt te zijn is midden dertig, aantrekkelijk en vriendelijk.

Met een glimlach hoort ze mijn verhaal aan en staat me te bekijken van top tot teen. Zij verteld mij in het Engels dat ze wel het hoofd is, maar dat dit buiten haar verantwoordelijkheid valt. Al pratend loopt ze naar de deur van de kantine en vraagt of ik koffie wil. Als ik een uurtje wil wachten kan ze het aan de directeur vragen, die komt dan voor zijn dagelijkse bezoek.

Ik vertel haar dat ik niet kan wachten, omdat het dan donker wordt. In het donker is het nog moeilijker een slaapplaats te vinden. Ze doet nog een poging om me hier te houden. “Ik kan u wat eten brengen, ga toch even zitten.” Zegt ze. Ik wens haar een prettige avond en ga naar buiten. Den Hollanders kijken een beetje ontzet als ik vertel dat ik hier niet kan overnachten.

Richting het begin van het dorp gaat de optocht. Na twee verdere pogingen en weer een nat pak zie ik dat mijn zuster zit te huilen in de auto. Ik loop langs een huis waar wel tien mensen binnen zitten. De bel hoef ik niet te gebruiken want ik ben gezien. Er vormt zich bij de deur een groepje om mij heen, allen even nieuwsgierig wie en wat ik ben. Het is ze duidelijk en bijna in koor zeggen ze dat ik schuin aan de overkant moet wezen. Daar woont een Amerikaans gezin met acht kinderen. Die zullen vast wel plaats hebben.

De familie Nesbitt is één en al vriendelijkheid. Staand in de gang vertel ik mijn verhaal. Steve Nesbitt laat me mijn rugzak afzetten en zegt oké, you can sleep here. Dan vertel ik hem dat buiten mijn familie wacht om afscheid te nemen. Hij laat ze binnen komen en we nemen afscheid. Mijn zus is duidelijk aangeslagen, ze vindt het moeilijk om te zien hoeveel moeite ik moet doen om een slaapplaats te krijgen en Coralie kijkt sip. Afscheid is nooit leuk. Coralie en ik weten dat we elkaar nu een aantal weken niet zullen zien. Aan de straat kruizen onze blikken elkaar nog éénmaal en weg zijn ze.

Binnen brandt de open haard en dat is tevens de enige kachel in de kamer. In de keuken staat een lange tafel en aan het kolenfornuis staat Brenda pannenkoeken te bakken.

De familie Nesbitt heeft het niet breed dat is duidelijk te zien, maar ze redden zich. Het huis is enorm groot en in  zeer slechte staat. Als ik aanschuif aan tafel zijn alle ogen op mij gericht. Er wordt van mij verwacht dat ik voorga in gebed. Dankbaar dat ik dit mag doen bid ik met een blij en verdrietig hart het “Onze Vader.”

Tijdens het eten wordt er weinig gesproken. De kinderen zijn rustig en gedisciplineerd. Er heerst vrede in dit gezin. “Een beeld zegt meer dan duizend woorden.” Deze mensen hebben duidelijk het beste met iedereen en alles voor en leven zoals God dat van ze verwacht.

Na de maaltijd verdwijnen de kinderen stuk voor stuk naar boven en wordt het stil in huis. Brenda blijft in de keuken en Steve komt in de kamer bij me zitten. Het kan niet anders dan dat het gesprek over het geloof gaat. Hij vertelt dat de kinderen niet naar school gaan, maar dat ze les krijgen van Brenda die onderwijzeres is. Uit geloofsovertuiging en uit angst voor de maatschappij hebben ze er voor gekozen om op deze manier te leven.

Steve komt met het voorstel om een brief in het Frans op te stellen. Hij voegt de daad bij het woord en even later heeft hij op zijn computer een brief opgesteld waarin het doel van mijn tocht staat. Deze brief kan mij grote diensten bewijzen op mijn zoektocht naar een slaapplaats.

Ik vraag Steve of hij een slaapplaats voor mij weet in zuidelijke richting. Hij weet iemand. Een echtpaar die alle twee werkzaam zijn op een middelbare school. Ze wonen in de stad Roye. Volgens hem is het 32 km dus wel te doen. Hij belt de mensen, maar helaas zijn ze niet thuis.

We spreken af dat hij ze morgen belt en dat ik hem om twee uur zal bellen of het akkoord is bij de mensen in Roye. Als het niet akkoord is moet ik zelf opzoek naar onderdak.

We bepraten de route en buigen ons over de kaart. Volgens mij is het veel verder dan 32 km, maar Steve zegt dat hij de weg kent en houd het op 32 Km.

Half elf is het en Steve gaat naar bed. Voor mij is het tijd om mijn gedachten en ervaringen van deze dag op papier te zetten.

Ik lig op een matras op de grond en schrijf dit met de slaap al in mijn ogen. Toch lukt het me om alles op papier te zetten. Als laatste nog mijn gevoel van vanochtend vroeg, vertaald in deze simpele lijmige  woorden.

GedachteloosDe Pelgrim

Strakke wegen, kronkelende paden

Opvallend maar klein mijn daden

Op pad, Op pad

 

Bloemen flirten met de bomen

Een dag vol dromen

Op weg, Op weg

 

Vlinders van één dag

Vogels met een lach

Op reis, Op reis

 

Mijn hart ervaart liefde en geluk

Deze dag kan niet meer stuk

Op vleugels, Op vleugels

 

Ik knip het licht uit met mijn gedachte en hoor nog een auto door een grote plas op de weg voorbijrijden. Het is gebeurd de dag is voorbij en hij was goed.

=======================================================================================================================